Wat is zweefvliegen?

  • Hoe het begon

    In 1903 zijn de Gebroeders Wright gestart met vliegen. Zweefvliegen is echter veel eerder al begonnen, de Duitse uitvinder Otto Lillienthal experimenteerde in 1891 al met glijvluchten van een heuvel in Stölln Rhinow. Met deze glijvluchten kwam hij nog niet verder dan een meter of 25.

    In de jaren na de eerste wereldoorlog werd het zweefvliegen populair. Dit kwam mede door het verdrag van Versailles die de Duitsers had gelimiteerd in hun gemotoriseerde vliegmogelijkheden en gingen op zoek naar alternatieven. Al gauw ontdekten zij de kunst van het zweefvliegen en bouwden dit zelfs uit tot een heuse sport.

    Zo werden er in rap tempo grote fabrieken gebouwd waarbij wij als club zelfs vandaag de dag nog nieuwe zweefvliegtuigen bestellen.

  • De lierstart

    Een lierstart is de meest gebruikte methode in Nederland voor het starten van zweefvliegtuigen. In het verlengde van de startplaats, die meestal rond de 1000 meter lang is, staat de lier. Een lierstart duurt rond de 50 seconden en in die tijd bereikt de vlieger meestal een hoogte van rond de 500 meter. De versnelling van een lierstart is ongeveer te vergelijken met de acceleratie van een achtbaan. Hierdoor zit het zweefvliegtuig al na ongeveer 2 à 3 seconden op 100 km/h.

    Busio-lier van de ACvZ
  • De sleepstart

    De sleepstart is een methode van starten die naast de lierstart wordt gebruikt. Bij de sleepstart zit het zweefvliegtuig middels een kabel van 50 meter lang verbonden aan een motorvliegtuig.
    Op de grond trekt het motorvliegtuig eerst de kabel langzaam strak. Wanneer de kabel strak is stijgen zowel het motorvliegtuig als het zweefvliegtuig op. De motorvlieger brengt het zweefvliegtuig dan de lucht in.

  • De landing

    Uiteraard eindigt elke vlucht met een landing. Nu is de landing met een zweefvliegtuig net iets anders dan in een gewone Boeing of een sportvliegtuigje. In een zweefvliegtuig heb je namelijk maar 1 kans om het goed te doen, je kan geen extra gas geven voor een 'go-around' zoals bij normale vliegtuigen. Ook kan je niet extra gas bijgeven als je iets te laag uitkomt.

    Een goed circuit vliegen is daarom ook erg belangrijk. Tijdens het circuit vliegen we een rechthoekig patroon rond het vliegveld. We beginnen op ongeveer 200m, en tijdens het circuit houden we goed in de gaten of de plek waar we willen landen vrij is, en of we nog genoeg hoogte hebben. We zorgen er voor dat we na de laatste bocht eigenlijk altijd 'te hoog' zitten. Zonder remkleppen zouden we dan altijd heel ver in het veld landen. En daarom gebruiken we de remkleppen om onze glijhoek op het laatste stuk slechter te maken, en op die manier mikken we zodat we netjes vlak bij de startplaats ook weer landen.